dinsdag 21 juli 2020
Onlangs kwam de Zwarte-Pieten-discussie ook in de raad aan de orde. Reden was een motie (ingediend door D’66, Groen Links, Partij van de Arbeid en Lokaal Anders Soest) om met organiserende instanties te gaan praten over een andere invulling van de Zwarte Piet. De raad was van mening dat het Sinterklaasfeest niet van bovenaf moet worden gewijzigd. Dit is iets dat uit het volk moet komen.
Feit is dat een deel van de Nederlandse bevolking zich ergert aan de figuur Zwarte Piet. Het wordt in verband gebracht met de slavernij en het wordt binnen deze groep gezien als racisme.
Een speurtocht op het internet naar de oorsprong van Zwarte Piet brengt je al snel bij Wikipedia. De geplaatste artikelen onder de trefwoorden ‘zwarte piet’ en ‘sinterklaas’ geven inzicht in de achtergronden van het feest. Zwarte Piet verschijnt rondom het midden van de 18e eeuw. Sinterklaas is veel ouder. Een duidelijk verband met slavernij of racisme ontbreekt.
Het Sinterklaasfeest zoals wij het kennen is voortgekomen uit het prentenboekje ‘Sint Nikolaas en zijn knecht’ van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman (1806-1863), eerste druk 1850. Vanaf die tijd raakt het feest steeds meer ingeburgerd.
In de afgelopen 150 jaar heeft het feest de nodige verandering ondergaan. Aanvankelijk was er bijvoorbeeld maar één Piet, later werden het er meer. Verder werd Piet meer een kindervriend. Van boeman met de roe evalueert hij naar een vrolijke ‘cheerleader’. Na de onafhankelijkheid van Suriname – en de stroom ‘rijksgenoten’ die dit richting Nederland veroorzaakte – krijgt Piet een Surinaams accent. De overgang van Zwarte Piet naar Roetveeg Piet kan ook als onderdeel van dit proces worden beschouwd; de veranderingen weerspiegelen de wijzigende ideeën over educatie, respect en omgangsvormen in onze samenleving.
Naast de tegenstanders van Zwarte Piet zijn er ook mensen die hechten aan handhaving van deze traditie. Begrijpelijk, niet zonder reden plaatste het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed in 2015 het feest op de Nationale Inventaris Immaterieel Cultureel Erfgoed in Nederland. Voor wie nu mocht denken dat dit een club conservatieve bolbuikige sigaren-rokende heren in driedelig grijs is … neen. Dezelfde club plaatste enkele jaren geleden de Curaçaose ‘tambú’, een sterk op Afrikaanse tradities gefundeerde muziek- en dansvorm, ook op de lijst van Nederlands immaterieel erfgoed.
Wie in de geschiedenis duikt zal vaststellen dat Zwarte Piet in principe niets met racisme te maken heeft. Als er al een link zou zijn tussen de zwarte knecht en Afrika dan zit ‘m dit in de Moorse overheersing van Spanje. Dan zijn de Pieten niets anders dan Moorse edellieden die de bisschop in zijn werk steunen; in de middeleeuwse traditie een vrij gebruikelijke constructie. Het huidig tenue van de Pieten duidt ook meer op een hoge positie dan die van een slaaf. In dit kader is het interessant nota te nemen van de etymologische overeenkomst tussen ons woord ‘knecht’ en het Engelse ‘knight’ (ridder, in oud-Engels ‘knichte’, waarbij i.t.t. nu de – k – wordt uitgesproken).
Natuurlijk rammelt het feest. Van een kloppend historisch verhaal is geen sprake. Het is een volksfeest waarin tradities van her en der zijn verweven. De Moren waren Moslim, die zouden een bisschop – immers een onderdeel van de katholieke kerk – niet hebben gesteund. Verder woonde Sint Nicolaas niet in Spanje maar in Myra, een plaats in het huidige Turkije.
Vanaf de middeleeuwen wordt Sinterklaas gevierd. In deze vroege tijd was Zwarte Piet nog afwezig maar bepaalde kenmerken van het feest waren er al wel, zoals het belonen van brave kinderen, het zetten van een schoen, snoep strooien, sinterklaasliedjes en de speculaaspop die als ‘vrijer’. Deze heeft weer te maken met de functie van Sint-Nicolaas als huwelijksmakelaar. Sinterklaas werd tijdens het feest in de oervorm neergezet als een goede, vriendelijke, bisschop.
Ook is wel beweerd dat het feest terug gaat op de pre-Christelijke tijd. Het zou zijn voortgekomen uit Wodan die, gesteund door twee wijze zwarte raven, zijn functie als oppergod vervulde.
Rondom 1500, onder invloed van de reformatie, evalueerde Sinterklaas tot ‘kinderschrik’; een afschrikwekkende zwarte man met kettingen aan zijn voeten. In de 18e eeuw krijgt Sinterklaas zijn vorm als kindervriend weer terug. Toch blijft in diverse noordelijke Nederlandse en Duitse streken de figuur van een zwarte Sinterklaas als boeman nog tot einde 19e eeuw overeind. Er is in de periode een duidelijk verschil tussen de viering in protestantse- en katholieke gebieden. In laatstgenoemde heeft de bisschop al de functie als kindervriend.
Tot midden 19e eeuw had Sinterklaas waarschijnlijk geen vaste helper. Wel waren er daarvoor zwarte duivels die hem begeleidden of assistenten die lokaal van naam konden verschillen, zoals Pieter met de Pooten, Jan de Knecht, Nicodemus, Hans Moef, Pikkie, Krik-Krak en Jacques Jour. De functie van ‘kinderschrik’, ooit toebedeeld aan Sint-Nicolaas, wordt overgenomen door de knecht. De figuur werd zwart geschminkt of voorzien van een masker, soms een harlekijn met belletjes. Ook is er m.b.t. de knecht een verbinding met kobolden, aardgeesten, de duivel en misdadigers. Uit deze hoek komt ook de naam Zwarte Piet.
Met racisme of slavernij heeft het Sinterklaasfeest in oorsprong niets te maken. Ten tijde van het ontstaan in huidige vorm – vanaf 1850 – waren personen van Afrikaanse afkomst in Nederland vrijwel onbekend. De slaven bevonden zich in onze koloniën, ver van het moederland. Wel heeft het feest in de loop der jaren veranderingen ondergaan en zijn er soms trekken ingekomen die als stigmatiserend voor de zwarte mens kunnen worden ervaren. Piet wordt i.t.t. vroeger een beetje dom neergezet en hij spreekt met een Surinaams accent. Verder is zijn uiterlijk in de loop der jaren meer negroïde geworden dan vroeger het geval was. Een associatie met de slavernij is dan snel gemaakt. Dat dit mensen verdriet doet is begrijpelijk.
Eigenlijk zijn er in de hele Zwarte-Pietendiscussie alleen maar verliezers. Tegenstanders ervaren het feest als beledigend, voorstanders vrezen beroofd te worden van een gewaardeerde traditie. Het is spijtig dat er niet eerder goede voorlichting is gegeven. Daarvoor is het nu te laat en we zullen moeten accepteren dat het feest zal veranderen. Erg is dat niet, het feest is een vreemd samenraapsel van allerlei elementen en heeft in de vele eeuwen van het bestaan – zoals het tradities betaamd – talloze veranderingen ondergaan. Dit vrolijke feest verdient voortzetting, maar dan wel op een manier dat we er allemaal plezier aan kunnen beleven.
GGS is van mening dat dit een kans moet krijgen. Het opleggen van verboden via de politiek vinden we hier niet juist. Vanuit de samenleving komt de verandering. De traditie zal worden aangepast en dat is op zich ook weer een traditioneel verschijnsel.
Tim de Wolfraadslid Raadslid Natuur en Milieu - Verkeer en Vervoer - Bestuurlijke taken
Wij leven in Soest in een mooi stuk Nederland. Willen we dit zo houden dan moeten we vanuit een duidelijke visie, gericht op de toekomst, met de wereld omgaan. Die wereld begint al in je eigen straat, sterker nog, in je eigen huis. Verstandig gebruik van ruimte, energie en water moeten een leidraad zijn.
Stuur een e-mail |